vrijdag 27 januari 2012

Vaardige handen

Na afloop van het toneelstuk kijken man en ik elkaar aan. Ik met een betraand gezicht en diep geroerd. Hij totaal onaangedaan. “Vond je het niet prachtig”, vraag ik hees. “Ik vrees van niet”, zegt hij.

Toneelgroep Amsterdam heeft een film van Ingmar Bergman tot toneelstuk bewerkt. Het resultaat ‘Kreten en Gefluister. Op sterven na dood’, was in december te zien in de stadsschouwburg in Amsterdam. Het verhaal draait om kunstenares Agnes, die in aanwezigheid van haar twee zussen en de verpleegkundige Anna, haar laatste uren op aarde doormaakt. Het stuk is een mengeling van theater, performance en videokunst. Het dendert zogezegd bij je naar binnen.

Het is niet het plot wat dit stuk tot een uniek werk maakt. Ik vrees dat dat de laag is waarop mijn man is blijven steken. Eerder zijn het de telkens terugkerende handelingen die aan het zieke en later dode lichaam van Agnes worden verricht, die diep treffen en die een verhaal op zich vormen. 

Het is Anna, de lieftallige verpleegkundige, die de hele voorstelling door in de weer is met de zorg voor Agnes. Beelden van haar vaardige handen blijven nog dagenlang op mijn netvlies achter. Ze maakt het bed op, geeft een wasbeurt, masseert de pijn van het zieke lichaam weg, trekt schone kleren aan, ruimt kots op, aait, wrijft, stelt gerust. Gaandeweg de avond lijken deze handelingen een transformatie te ondergaan. Zij worden van ambacht tot kunst. Dat ligt zowel aan de aandacht waarmee Anna al haar handelingen voltrekt, maar het komt ook door de aandacht waarmee het publiek kijkt naar Anna. In die wisselwerking gebeurt iets, waardoor zelfs het gadeslaan van het opmaken van een bed, ontroert.

De twee zussen van Agnes, die eerst wars lijken van iedere vorm van aanraking, worden door de zorg van Anna, zelf tot zorgen verleid. Even verlaten zij de pre-occupatie met zichzelf en richten zich volledig op hun zus. En Agnes –goddank- láát zich verzorgen. Ze verzet zich niet. En terwijl de twee zussen haar getormenteerde lijf voorzichtig wassen, wordt de schoonheid zichtbaar van het verzorgen en verzorgd worden: de toewijding aan het onwillige vergankelijke lijf, de liefdevolle handen die zachtjes aanraken, de lichamen die zich omhullend voorover buigen. Ineens wordt de liefde, die eerder tussen de zussen onvindbaar was, weer voelbaar.

Hoogtepunt van de voorstelling is de sterfscène. Agnes sterft terwijl zij liters blauwe verf op een metersgroot papier kalkt. Zij vecht met de verf, met het leven, de dood en haar angst. Bergmans sterven is geen romantisch uitje. Het is lijden met een hoofdletter L. Maar daarna volgt de stilte en in die stilte het wassen en afleggen van het lichaam van de dode Agnes. De blauwe verf wordt van het lichaam gewassen. De met blauw besmeurde lakens worden verwisseld. Nieuwe schone kleren worden aangetrokken. Terwijl ik ademloos toekijk realiseer ik me dat de laatste handelingen die aan een dode worden verricht zo intiem zijn, dat zij meestal aan het publieke oog worden onttrokken. Hier, ten volle op het toneel getoond, worden deze handelingen tot een beeld van respect voor een volbracht leven.

Kreten en Gefluister kan opgevat worden als een ode aan de zorg voor een ander. Door te tonen dat het overgeleverd zijn aan andermans handen mooi en goed kan zijn, wordt de angst voor aftakeling en afhankelijkheid verzacht.

Ik geloof niet dat de beelden van deze voorstelling ooit zullen verwaaien. 

Trailer:




vrijdag 20 januari 2012

Dik of obees?

Cees van Gelderen-Maja
 Dit stuk is is op 20 januari 2012 gepubliceerd als podiumstuk in Trouw

De laatste jaren is er een trend gaande om overgewicht te zien als een ziekte. Je bent heden ten dage niet meer dik, je hebt obesitas. Was je als obees eerst zelf verantwoordelijk voor je overgewicht, tegenwoordig ben je het slachtoffer van dikmakende genen en een ongezonde leefomgeving (Podium, 10 januari).

Het hedendaagse denken over overgewicht volgt daarmee naadloos het wetenschappelijke denken over de mens en het menselijk handelen. Biologische en omgevingsfactoren worden in het wetenschappelijk mensbeeld gezien als gedragsbepalend, en eigen verantwoordelijkheid en vrije wil worden afgeschilderd als fictieve zaken. Het deterministisch mensbeeld is daarmee de moderne variant van de oudtestamentische predestinatieleer.

Het gevolg is dat de meer psychologische factoren die een rol spelen bij overgewicht ontkend worden. Op het eerste gezicht lijkt dat misschien mild en barmhartig, omdat het een verdedigingslinie opwerpt tegen de schuld-en schaamtecultuur die obesitas omringt: dikke mensen lijden vaak onder gevoelens van zelfhaat. De genetische/omgevingsverklaring van obesitas verlicht deze schuldgevoelens, maar de vraag is of in deze benadering het kind niet met het badwater wordt weggegooid. Want met het afzweren van iedere vorm van schuld, wordt de obese mens ook zijn persoonlijke verantwoordelijkheid ontnomen. Hij wordt gereduceerd tot een willoos schepsels zonder keuzevermogen en ontwikkelkracht. Dat is prachtig voor de farmaceutische industrie met haar afslankpillen en voor ziekenhuizen die maagverkleiningsoperaties propaganderen, maar niet voor de obese mens die zonder medische interventies grip op zijn gewicht wil krijgen.

Als er geen tegengas geboden gaat worden aan de idee dat genen en omgevingsfactoren de dienst uitmaken in een mensenleven, vrees ik dat de wetenschap haar eigen mensbeeld in de toekomst bevestigd zal zien: de vrije wil bestaat dan inderdaad niet meer, omdat zij niet langer wordt erkend en beoefend.




zondag 15 januari 2012

Griezelen

Vincent, Levinus (1715) Wondertooneel der natuur

Deze column is geschreven voor Leefwijzer, de site van de chronisch zieken-en gehandicaptenraad

 Puisten, wratten, eczeem, syfilis, misgeboorten, oorlogswonden en andere gebreken. In museum Meermanno in Den Haag kunnen liefhebbers van afwijkingen hun hart ophalen. Adriaan van Dis, de keurige schrijver en estheet pur sang, heeft daar als gastconversator de tentoonstelling Enge Dingen- Het aangetaste lichaam, samengesteld. Het is een waar rariteitenkabinet geworden.

Griezelen bij andermans afwijkingen en daar ook nog van genieten. Het was in de negentiende eeuw heel gewoon. Men ging toen zelfs zo ver dat er niet alleen ‘dode dingen’ maar ook levende mensen werden tentoongesteld. Siamese tweelingen, vrouwen met baarden, reuzen, noem maar op. Voor lilliputters werd zelfs een miniatuurstad gebouwd waarin zij optraden voor bezoekers. De rariteitenkabinetten waren de voorlopers van de kermis van nu.

In de huidige tijd is zoiets niet meer voorstelbaar, maar dat betekent niet er geen fascinatie meer is voor het vreemde. Laatst nog werd ik wel een volle minuut lang aangestaard door drie kinderen die me plotsklaps in het oog kregen. Ze waren al vijf minuten pal onder mijn neus tikkertje aan het spelen, maar opeens, BAF, alle drie tegelijk zagen ze mij ineens echt. In mijn rolstoel en met voor hen niet vertrouwde trekken in het gelaat. Midden in hun spel vielen ze stil. En staarden… Uiteindelijk werd de magie verbroken doordat ik in lachen uitbarstte. Het was ook zo komisch. Die drie bloedserieuze koppies met opengevallen monden. Mijn lachen was voor hen het sein hun spel te hervatten. De betovering was voorbij.

Kinderen wordt hun staren gemakkelijk vergeven. Anders is dat met volwassenen. De fascinatie voor het vreemde en afwijkende is taboe geworden. In een interview met Adriaan van Dis bevraagt Matthijs van Nieuwkerk de geboeidheid van van Dis voor afwijkingen, alsof het zelf een anomalie betreft. Alsof het abnormaal is om het abnormale te willen doorgronden. Het is jammer dat van Dis meebeweegt met die classificatie. Daarmee doet hij zichzelf en de tentoonstelling tekort. Want juist te midden van een maatschappij die alleen het perfecte en het gezonde nastreeft, is het van onschatbare waarde als het imperfecte een prominente plaats krijgt. Juist door het tonen van het imperfecte kan de angst ervoor verdwijnen en plaatsmaken voor andere ervaringen. Van Dis geeft dat als volgt woorden: “De kapotte dingen kijken mij aan. Ze zoeken contact en zeggen: zie toch hoe menselijk het monster is.”[1]

Zelf heb ik meermalen ervaren dat oprechte aandacht voor iets wat in eerste instantie afstoot, een verborgen schoonheid kan onthullen. Een schoonheid die zich ontworstelt aan de esthetiek van de gestylede, rimpel-en fantasieloze fashion normen die van alle mensen gladgestreken eenheidsworsten maakt. Het imperfecte nodigt uit anders te gaan kijken naar normaliteit, gebrek en mens-zijn. Het kan diep ontzag inboezemen voor alle keren dat de natuur probleemloos haar vormen tot stand brengt, maar het brengt ook de veelzijdigheid van de (menselijke) natuur in beeld, die zich niet laat beperken door heersende idealen.

Ik ga zeker naar Den Haag om te griezelen en om met ontzag te kijken naar de wondere veelzijdigheid der natuur! 


De tentoonstelling loopt tot 19 februari 2012.



[1] Citaat is afkomstig van de website van het Meermanno museum.

maandag 9 januari 2012

Zwaartekracht


Op nieuwjaarsdag bezochten wij de Notenkraker van Tsjaikovski uitgevoerd door het Nationaal Ballet. Dochter was opgetut in haar mooiste jurk, met lange handschoenen, zilveren hakschoenen en een zijde tasje voor aan haar pols. Mijn man was in keurig pak en zelfs ik had me voor de gelegenheid ietwat deftig getooid. We zaten op een prachtige plek in het uitverkochte Amsterdamse muziektheater. Toen het zaallicht dempte, het orkest begon te spelen en het doek openviel, klonk er een zacht “oooooh” door de zaal. Witte sneeuwvlokken dansten in het rond. Het decor leek haast driedimensionaal. Een verlicht grachtenpand met een bevroren gracht ervoor en een brug tegen de horizon aangeplakt, alles in negentiende eeuwse sfeer.

Ik dacht altijd dat ik niks met dans had. Maar nu is het me al voor de tweede keer in een half jaar tijd overkomen dat de tranen over mijn wangen stroomden. De eerste keer keek ik naar een film die Wim Wenders heeft gemaakt als eerbetoon aan de duitse choreografe Pina Bausch, die in 2009 is overleden. In een lege serre-achtige ruimte die omringd werd door grasvelden en bos, zag ik een man een dans uitvoeren met bewegingen die de mijne hadden kunnen zijn. Niet letterlijk natuurlijk, maar ik herkende in hem het trekken van de zwaartekracht. De moeite die het kost het lichaam overeind te houden of het te laten doen wat jij wilt. Alles aan dat lichaam was zwaar, log, tegen de verdrukking in tot stand gebracht. De herkenning bracht tranen. Geen tranen van pijn, maar van de vreugde herkend te zijn. En daardoor niet langer alleen in de worsteling met het vege lijf, dat me zoveel vervulling brengt maar soms ook diep gemis en verdriet.

De Notenkraker bracht een tegenovergestelde ervaring. Als hoofdrolspeelster Clara danst met haar bevrijde prins, komen hun beider lichamen juist los van de aarde. Zij worden uitgetild boven zichzelf, alsof de zwaartekracht niet langer vat op hen heeft. Dit loskomen van het lichaam is welhaast een religieus moment. Niet langer geldt de wet van de aarde, hier regeert de geest, het licht, de lucht, de hemel. Dochter van vijf zit ademloos op schoot. Ik meen te voelen dat ook zij ziet wat hier gebeurt. Deze mensen voltrekken een wonder. Ze stijgen tijdens het leven al op uit hun lijf.

Thuisgekomen vraag ik me af waarom deze specifieke dans me zo heftig emotioneerde. En ik kan niet anders dan concluderen dat het een mengsel van verlangen en troost was dat me beving. Verlangen naar het gemak van die lichamen. Van het draaien, het springen, het elkaar naderen en in elkaar opgaan. En troost omdat het me ergens toescheen dat ik een blik in de toekomst wierp. Alsof me getoond werd hoe het ons zal vergaan als we aan het einde van dit leven zijn gekomen en de zwaartekracht zijn grip op ons verliest. Dan gaan we vast zo dansend, zwierend en zwevend naar licht, lucht, hemel.

“Raar dat enkel beweging zo kan ontroeren”, zei mijn keurige man na afloop. Ik kan niet anders dan dat beamen. 

 Trailer van de film Pina en scene uit de Notenkraker: grand pas de deux